Anna Lantinga
Professioneel profiel
De supervisant leert in de supervisie door werksituaties te problematiseren en door te reflecteren op de volgende twee niveaus:
- functioneren van de persoon vanuit de samenhang denken, voelen en handelen (1e niveau) ten opzichte van persoon, beroep en werk (2e niveau). Op basis hiervan zijn in de supervisie een
viertal modaliteiten te onderscheiden namelijk de leer-, persoons-, methodisch- en taakgerichte modaliteit.
Op basis van deze inzichten leert de supervisant om tot veranderingen en optimalisering van zijn deskundigheid als persoon in zijn beroep en zijn werk te komen. De concrete werk- of stagesituaties van de supervisant vormen daarbij een startpunt van het leerproces.
Het uitgangspunt bij supervisie is, dat het adequaat uitvoeren van deze werkzaamheden het best geleerd kan worden door aan de uitvoering van het werk een leersituatie (supervisie) te koppelen die óók een directe contactsituatie is en waarin de interacties tussen supervisant(en) en supervisor van centraal belang zijn.