Oordelen en niet oordelen
Blog ledenwijsheid - Edward van ’t Slot (september 2021)
Eén van mijn grote ontdekkingen tijdens mijn opleiding tot supervisor was dat oordelen er nou eenmaal zijn.
Jarenlang heb ik als predikant mensen bezocht en één van mijn mantra’s was: niet oordelen. Degene die ik bezocht (de ‘pastorant’) kon met nog zulke vreemde verhalen komen: die verhalen mochten er van mij zijn en ik wilde er vooral geen oordeel over geven. De ruimte van mijn bezoek was een oordeelvrije ruimte (hoopte ik) waarin pastoranten hun verhaal in vrijheid konden vertellen. Hoe dan ook mocht er geen angst ontstaan om door mij of door de geloofsgemeenschap afgekeurd te worden, of te horen te krijgen dat er iets gek was of niet mocht. Zo had ik dat, dacht ik, geleerd.
Natuurlijk kon ik ook verder begeleiden. Ik kon met mensen in gesprek gaan over geloofsvragen of ethische dilemma’s, ik kon dan handvatten aanreiken vanuit de traditie. Maar te allen tijde was de pastorant de regisseur, en ik had geen oordeel. Dacht ik.
Irritatie
Toen ik werd opgeleid tot supervisor leerde ik veel over methode, het faseren van het gesprek, de kracht van een focus op concrete ervaringen, en het stellen van goede vragen. En natuurlijk hoorde ik over ‘te veel in je hoofd zitten’ en dat je ‘contact moet maken met je gevoel’. Dat laatste zei me weinig, sterker nog: het riep grote irritatie bij me op. ‘Straks zweven we nog weg hier,’ dacht ik dan.
Bron van informatie
Maar het kwartje viel toen het ging over oordelen. Natuurlijk heb jij een oordeel over je gesprekspartners en hun verhalen, kreeg ik te horen, en als je dat oordeel negeert, negeer je een ontzettend belangrijke bron van informatie. Dat was wennen voor me. Iets wat er jarenlang niet mocht zijn, was nu ineens cruciaal geworden. Wat vind ik eigenlijk van het verhaal dat deze persoon me vertelt?
Negeren is geen optie meer
Ik leerde letten op de signalen van mijn lichaam, om op te merken wat het verhaal van de ander met me deed. Allemaal informatie waarvan ik me in ieder geval bewust moest zijn.
Het was aan mij om te kijken wat ik ermee deed, maar negeren was niet langer een optie.
De pastorant, of de supervisant, heeft er tenslotte het meeste aan als ik in de vrije en veilige ruimte van het gesprek geen relevante informatie achterhoud. Als ik eens dingen wél zeg die andere gesprekspartners wel denken, of voelen, maar nooit hardop benoemen.
Sommige oordelen kan ik misschien nog altijd maar beter voor me houden. Maar juist als ik me ervan bewust ben, ontstaat de ruimte om te begrijpen waar mijn oordelen vandaan komen, en om te kiezen wat ik ermee doe.
Overigens vond ik het in coronatijd wel moeilijk om mijn eigen oordelen goed waar te nemen. Dat gaat allemaal moeizamer als je supervisie doet via een beeldscherm. Het wordt er al snel een tikkeltje cognitiever van.
Spiritualiteit
Het afgelopen jaar heb ik de specialisatie gevolgd tot ‘pastoraal supervisor’. Daar komen mijn beide vakken: theoloog en supervisor, bij elkaar. Een fijne specialisatie voor mijn werk aan de opleiding en nascholing voor predikanten. Speciale aandacht is daar voor de spiritualiteit van supervisanten. Wat zijn hun diepste drijfveren, door welke geloofsvoorstellingen worden ze gevoed in hun werk, waar putten ze kracht uit en hoe houden ze die bronnen open? Spiritualiteit is ook een beetje een modewoord. Juist in coronatijd is er extra aandacht voor deze dimensie in het werk (en niet alleen in het werk van predikanten/pastores). Hoe houd je het vol wanneer je werk er ineens totaal anders uitziet, hoe houd je dan contact met je drijfveren, waar geloof je dan eigenlijk nog in?
Van bevreemding naar verwondering
Je hoeft geen pastoraal supervisor te zijn om dat soort vragen te stellen. Maar als pastoraal supervisor leer je wel extra tools om het gesprek daarover te begeleiden. Mijn belangrijkste ontdekking zit echter niet in die tools, maar opnieuw in dat woordje ‘oordelen’.
Op de markt van de spiritualiteit staat tegenwoordig een bonte verzameling van kraampjes, en ik vind niet alles wat daar wordt aangeboden, meteen aantrekkelijk. Soms heb ik mijn oordeel al snel klaar. Maar het helpt om me daarvan bewust te zijn. Dan kan ik vermijden om in de onbewuste weerstand te schieten. Door mijn oordelen in te zetten, kan oorspronkelijke bevreemding zomaar omslaan in verwondering: tjonge, hier leer ik zelf in spiritueel opzicht ook nog van. Dan leer ik dus ook als theoloog bij. Van de supervisie.
Oordeelvrije ruimte
Nog steeds hoor ik collega’s, zowel collega-pastores als collega-supervisoren, soms over hun praktijk als een ‘oordeelvrije ruimte’. Ik snap ook wel wat daar goed aan is. Maar het is hard werken. Ik heb geleerd: vrijheid om met oordelen om te gaan ontstaat pas als je eerst erkent dat ze er zijn.
Ik geef het stokje door aan Martin Rietman. Martin, ik ben benieuwd hoe jij supervisie verbindt met jouw deskundigheid als psychomotorisch therapeut.
Edward van ’t Slot
Naar overzicht